28 | Het 1) geschiedde ongeveer acht dagen na deze woorden,
dat hij Petrus, Johannes en Jakobus meenam toen hij de berg besteeg om te aanbidden. En het geschiedde toen hij bad dat het uiterlijk van zijn gezicht veranderde en zijn kleding werd stralend wit. |
30 | En zie, twee mannen spraken met hem,
het waren Mozes en Elia. |
31 | En zij die in heerlijkheid verschenen waren,
spraken over zijn Uittocht 2) die hij in Jeruzalem zou vervullen. |
32 | Petrus en die met hem waren
werden door slaap overmand, maar toen zij volledig wakker waren zagen zij zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij hem stonden. |
33 | En het geschiedde, dat,
toen zij van hem scheidden, Petrus tot Jezus zei: Meester! Het is goed dat wij hier zijn.
Laten wij drie tenten maken, één voor U, één voor Mozes en één voor Elia. Maar hij wist niet wat hij zei.
|
34 | Toen hij dat zei, kwam een wolk,
die hen overschaduwde. Zij waren bevreesd toen zij daarin gingen. |
35 | En er klonk een stem uit de wolk:
Dit is mijn Zoon, de uitverkorene!
Hoort naar hem! |
36 | En toen de stem geklonken had
bevond Jezus zich alleen. En zij zwegen, en berichtten in die dagen niemand iets van wat zij hadden gezien. |
1 | vertaling van Adriaan Soeting |
2 | Gr. ‘Exodus’ |